Naam: Josh Myers
Geboortedatum: 21-12-1990 (20 jaar dus)
Woonplaats: Chicago
Beroep: Geen, hij gebruikt(e) zijn invloed als loverboy om aan de kost te komen.
Reden van opsluiting: Dealen en mensenhandel (de politiek correcte term voor wat hij doet).
Hobby’s: Roken (zowel wiet als tabak), niksdoen, zwakkeren terroriseren, geld uitgeven.
Karakter: Het is op zich niet zo moeilijk om Josh te benaderen, omdat hij niet het type is dat je direct afsnauwt of de grond in boort. Meer nog, door zijn historie als loverboy weet hij perfect hoe hij met mensen –vooral met meisjes– moet omgaan, anders zou hij ze nooit in zijn netten krijgen. Het is echter wel moeilijk om hem te leren kennen, hij is het gewend om zich als iemand anders voor te doen. Het is ook nog maar de vraag of je hem wíl kennen, want door zijn meedogenloze aard is hij niet bepaald het prototype van een “aardige jongen”.
Geschiedenis:
Zaken doen, man. Gewoon zaken doen.
Als ik heel, heel diep zou graven, dan zou ik misschien wel tot de conclusie komen dat wat ik doe, verkeerd is. Maar ik graaf niet diep, om de eenvoudige reden dat dit gemakkelijker is. Het zijn maar zaken. De wereld draait door en ik moet zorgen dat ik mezelf kan onderhouden, want iemand anders zal het niet voor mij doen. Mijn moeder laat me al sinds mijn dertiende aan mijn lot over, en ze heeft zelf niet eens een idee wie mijn vader is.
Ik weet wat je zult doen, hoe je zult beginnen met je psychologische klotepraatjes over hoe ik het beter kan aanpakken, maar ik hoef je hulp niet. Toen mijn moeder me op straat schopte, verafschuwde ik het leven en zou ik alles doen om het anders te kúnnen aanpakken, maar nu niet meer. Sinds ik ontdekt heb hoe verdomd gemakkelijk het is om in je levensonderhoud te voorzien, houd ik met hart en ziel van de straat. Ik ken haar als mijn broekzak en ik ben een meester in mijn vak, al zeg ik het zelf. Feilloos kan ik ze eruit pikken, de meisjes die ik voor mijn doelen kan gebruiken. Je herkent ze zo gemakkelijk, als je weet waar je op moet letten. Grote, angstige ogen: de stad maakt hen bang. Weinig bagage, ze hebben immers nooit veel gehad om mee te nemen. Een tikkeltje slungelig, geen meisje meer, maar nog lang geen vrouw. De slachtoffers, degenen die hun thuis verlaten hebben in de hoop een zonnigere toekomst te vinden, maar die in plaats daarvan als mijn inkomstenbron eindigen. Niemand die hen zal zoeken, niemand die hen zal missen. De jacht is geopend.
Het begin van het einde:
Ik zie haar uit de bus stappen en glimlach. Lange, honingblonde haren, ogen met de kleur van gletsjerijs in de zon, stuntelige veulenbenen in een stel roze ballerina’s. het is echter haar glimlach die me overtuigt. Precies de goede mix schuilt er in: hoop, angst, opluchting, vrijheid. Mijn prooi voor vandaag. Ik slenter naar haar toe en spreek haar aan, met exact de juiste woorden, zoals ik altijd doe.
“Hé, sorry dat ik je lastigval, maar weet jij toevallig hoe ik in Central Park moet komen?” vraag ik achteloos.
Het bloed schiet naar haar wangen en ze slaat haar ogen neer. “Nee,” fluistert ze, net hard genoeg om nog verstaanbaar te zijn. “Ik kom pas aan.”
“Heus?” vraag ik. “Wat een opluchting om niet het enige groentje in de stad te zijn!”
Ze lacht.
“Ben je op familiebezoek?” vervolg ik.
Ze schud haar hoofd. “Nee. Ik… ik kom hier wonen. Het is nogal moeilijk om uit te leggen.”
Subtiel wijzig ik de stand van mijn mond van vrolijk naar meelevend. “Ik denk dat ik snap wat je bedoelt… Misschien kan ik je wel helpen. Ik huur een klein appartementje in 7th street, en er zijn nog enkele kamers vrij. Het stelt niet veel voor, maar het is een dak boven je hoofd en het is betaalbaar. Interesse?”
Nog heel even aarzelt ze, maar ik maak me geen zorgen. De aarzeling is karakteristiek voor alle meisjes die hier aankomen en het in hun eentje willen klaren. Nog even blikt ze achterom, maar dan recht ze haar smalle schouders en knikt.
Ik glimlach en wenk. “Kom mee, dan zoeken we een thuis voor je.”
Ze is van mij.
Het kost me een paar weken om een solide basis op te bouwen. Hoe wanhopig dergelijke meisjes ook zijn, ze zijn allemaal gewaarschuwd. Ze passen allemaal op voor de haaien die hier rondzwemmen, op zoek naar makkelijke slachtoffers. Dit is het moeilijkste gedeelte: ik moet hen ervan overtuigen dat ik te vertrouwen ben, dat ze geen enkele reden hebben om zich te verstoppen. Tegen de tijd dat ik hun vertrouwen heb, zijn ze te afhankelijk van me om nog weg te kunnen lopen als ze onraad ruiken. Dan begint het spel pas écht.
“Hé, ehh, kun je me aan iets helpen?”
Ik hef mijn hoofd op en bestudeer de man. Hij ziet er verzorgd uit. Kort, vlasblond haar, korenbloemblauwe ogen en een klein brilletje. Geen drugsgebruiker.
Toch vraag ik het. “Drugs?”
“Nee,” aarzelt hij. “Connie zei dat jij me kon helpen, en ik… mijn vrouw…”
Mijn interesse is gewekt. Het is moeilijk om erachter te komen welke handeltjes ik, naast het dealen, nog allemaal onderhoud. Deze vent moet connecties hebben, er moet meer achter dat nette uiterlijk schuilen dan je zou denken. In elk geval kent hij Connie, dat is voldoende als referentie.
“Je wil een chick?” vraag ik geamuseerd.
“Ja. Een jong ding, als het even kan,” murmelt hij, beschaamd zijn ogen afwendend.
“Komt in orde, man, loop maar mee,” zeg ik joviaal. "Ik heb een nieuw meisje voor je, dat je vast en zeker zal bevallen."
Ik draai me om, en op dat moment word ik hard tegen de muur geramd. Mijn wang schaaft langs de bakstenen en ik voel hoe de huid openbarst, het brandt. Verdomme, het gaat eeuwen duren voor ik er weer een beetje degelijk uitzie!
“Hé, klootzak, wat moet dat?” schreeuw ik, vechtend tegen de wurggreep waarin hij me heeft.
“Je bent gearresteerd. Je hebt het recht om te zwijgen. Alles wat je zegt, kan en zal tegen je gebruikt worden.” Hij sleurt ondertussen mijn polsen naar achter en boeit ze.
“Gearresteerd? Waarom, godverdomme?”
“Drugs dealen en mensenhandel.”
Hoe? Waarom? Wíé, in godsnaam? Op dat moment besef ik het: ze hebben Connie gepakt en die teef heeft mij verlinkt om zelf in een goed blaadje te komen. Terwijl ik naar de politiewagen gesleept wordt, die net komt aanrijden, zweer ik bij mezelf dat ik dat wijf te grazen zal nemen, al is het het laatste wat ik doe.